“Melkveehouders zetten steeds meer in op preventie”
Diergezondheid
|22 april 2020
Gezonde koeien, gezonde melk, gezonde boer. Dat is gemakkelijk gezegd, maar hoe zorg je ervoor dat je als melkveehouder goed scoort op het vlak van diergezondheid? Dierenartsen en adviseurs hebben daarop het antwoord klaar. Wij legden ons oor te luisteren bij Pieter Passchyn, dierenarts en oprichter van Milk@vice.
Wat is Milk@vice precies?
Pieter Passchyn: “Milk@vice is een onafhankelijk bureau dat advies geeft aan melkveehouders om met gezonde koeien meer gezonde en kwaliteitsvolle melk te produceren. Wij doen vruchtbaarheids- en rantsoenopvolging en geven onder meer advies over uiergezondheid, jongveeopfok, huisvesting en dierziektes.”
Hoe gaat Milk@vice te werk?
“Onze werking telt drie luiken. Allereerst verlenen we advies en opvolging aan bedrijven. Daarnaast helpen we bij problemen, bijvoorbeeld rond uiergezondheid, vruchtbaarheid of melkproductie. Dat is in principe een eenmalig bedrijfsbezoek, maar vaak evolueert die samenwerking naar advies en opvolging. Ten slotte geeft Milk@vice opleidingen en presentaties aan veehouders, maar ook aan producenten van melkrobots of farmaceutische bedrijven. Ook dierenartsen kunnen een beroep doen op onze diensten. Wij voeren namelijk geen behandelingen uit, maar focussen op preventie en advies.”
Wat is de rol van een dierenarts op een melkveebedrijf?
“De dierenarts staat in voor de epidemiologische bewaking van dierziektes die wettelijk bestreden moeten worden. Daarnaast moet hij alle andere dierziektes voorkomen of genezen. Zijn rol is dus zowel preventief als curatief. Een ziek dier moet enerzijds correct behandeld worden met de juiste antibiotica: de dierenarts is de perfecte persoon om dat juist in te schatten. Anderzijds moet hij actief ziektes vermijden. Zo kan hij preventief vaccineren of advies geven rond de huisvesting, het rantsoen en het (stal) management om ziektes of aandoeningen te vermijden. Een koe die gezond is, geeft meer melk en brengt meer op. En de dierenarts speelt daar een belangrijke rol in.”
Gezonde dieren zijn dus van groot belang?
“Ja. Een dier dat lang meegaat – een koe die weinig ziek is geweest en geen andere problemen heeft gekend – heeft verschillende lactaties en is rendabeler. Een vaars die afkalft, brengt de eerste twee jaren niets op. De melkveehouder investeert, zonder iets terug te krijgen: kosten voor de stal, goed eten, mest, arbeid, verzorging… Het is een soort terugbetaling als de vaars voor het eerst kalft en melk geeft. Heeft de koe minstens twee lactaties, dan krijgt de melkveehouder zijn investering terug. Hoe langer de koe meegaat, hoe beter voor het rendement en voor de duurzaamheid van het bedrijf.”
Wanneer voldoet een melkveehouder op het vlak van diergezondheid?
“Dierenwelzijn en diergezondheid kan je inschatten aan de hand van drie factoren: goede vruchtbaarheidscijfers, goede uiergezondheid en een goede melkproductie met veel vet en eiwit. Als je daarop goed scoort, ben je als melkveehouder prima bezig. Hoe hoger die cijfers, hoe beter het gesteld is met het welzijn en de gezondheid van de koeien. Bovendien heb je ook duurzame koeien als je een laag vervangingspercentage hebt. Dat lukt alleen op een boerderij die op alle vlakken goed scoort: huisvesting, verzorging, weerstand… maar ook op het algemene management.”
Wat zijn de belangrijkste aandachtspunten voor gezond melkvee?
“Huisvesting, licht, lucht, voldoende ruimte, ligcomfort, comfort aan het voederhek… spelen allemaal een rol. Het rantsoen moet gebalanceerd en nutritioneel in orde zijn, en de koeien moeten voldoende drinkwater hebben. Tijdens hittestressperiodes staan de koeien het best in de stal, want het zijn gevoelige dieren. Ook de melktechniek is belangrijk, of het nu met een robot gebeurt of met een conventionele melkinstallatie. Het systeem beïnvloedt de gezondheid niet erg, maar het management errond wel. Een robot kan bijvoorbeeld niet controleren of hij de uiers goed gereinigd heeft. Een veehouder in een melkput ziet dat wel en kan een tweede keer reinigen als het nodig is. De aandachtspunten zijn verschillend, maar met beide systemen kan je goede resultaten halen.”
Zijn er nog werkpunten?
“Ieder bedrijf is natuurlijk verschillend, maar heel wat bedrijven scoren op alle vlakken al goed: zowel voor huisvesting, management, veevoeder en melken als voor de preventie van dierziektes. Wat wel altijd heel belangrijk blijft, is de klauw- en uiergezondheid van de koe. Op dat gebied kan je niet aandachtig genoeg zijn: een koe met klauwproblemen gaat minder eten, minder bewegen, toont niet dat ze bronstig is, heeft pijn en geeft minder melk. Wat antibioticagebruik betreft, kan er ook nog een en ander beter: ik zou graag de preventie van uierontstekingen blijven verbeteren zodat er op dat vlak minder antibiotica nodig is.”
Hoe sta je tegenover het gebruik van antibiotica?
“De laatste tien jaar hebben de meeste melkveehouders ingezien dat het ook met minder antibiotica kan. Dat is een positieve evolutie; ik denk dat er vroeger sneller naar antimicrobiële middelen werd gegrepen. Nu wordt er ter preventie meer naar vaccinaties en ontstekingsremmers gekeken. Antibiotica blijven wel essentieel bij behandelingen, zo lang ze maar verantwoord ingezet worden. Veel mensen vermoeden dat melkveehouders veel antibiotica gebruiken, maar dat is een misvatting.”
Merk je een evolutie in de manier waarop melkveehouders met hun dieren omgaan?
“Toch wel. Je ziet dat bedrijven sterk aan het uitbreiden zijn en het werk arbeidsintensiever wordt. Daarom zijn heel wat bedrijven meer aan het automatiseren. De melkveehouder ziet in dat een ziek dier te veel aandacht vergt. Hij zal er dus alles aan doen om geen zieke dieren te hebben en zet daarom veel meer in op preventie. Vandaag hebben melkveehouders ook meer vertrouwen in vaccinaties: tien à vijftien jaar geleden was mastitisvaccinatie nog ondenkbaar, nu ligt dat al anders. Op het vlak van preventie is de melkveehouderij er dus zeker op vooruitgegaan. Daarmee zeg ik niet dat het slecht was twintig jaar geleden: het is gewoon nóg beter geworden.”
“Het is ook een misverstand dat groei en expansie recht evenredig zouden zijn met meer problemen. Integendeel. Het is vaak zo dat hoe groter een bedrijf is en hoe meer dieren er zijn, hoe minder problemen er optreden. Mensen denken vaak dat het in grote stallen niet goed zit met dierenwelzijn en diergezondheid, maar dat is niet waar. Melkveehouders kunnen zich geen problemen permitteren en dus worden ze sneller aangepakt. De financiële druk bij grote bedrijven is vaak ook groter: zij hebben er alle belang bij om het goed te doen op het vlak van diergezondheid en dierenwelzijn.”
Zijn er nieuwe inzichten rond diergezondheid?
“De afgelopen vijf jaar hebben verschillende studies aangetoond dat een goede jongveeopfok van groot belang is. Zo is het de eerste drie maanden belangrijk dat kalfjes voldoende biestmelk krijgen, vlot spenen, goed voer krijgen, geen last hebben van diarree en een goede ademhaling hebben. Later geven ze zo meer melk én gaan ze veel langer mee. Jongvee is in dat opzicht misschien nog te vaak een vergeten groep: een intensieve jongveeopfok is op lange termijn heel belangrijk.”