Titus Ghyselinck: Uitdagingen en mogelijkheden voor natuur en klimaat in de melkveehouderij
Klimaat
|21 oktober 2021
Hoe brengen we landbouw in balans met de samenleving? En hoe vinden we een weg vooruit, zowel voor de natuur als voor de landbouwers in Vlaanderen? Vragen waarmee Titus Ghyselinck graag aan de slag gaat. Als programmamanager Voeding & Landbouw bij WWF België zet hij zich via beleidswerk in voor een duurzamere landbouw én meer ruimte voor natuur. “Een systeemaanpak dringt zich op, waarbij we klimaat, milieu en biodiversiteit niet van elkaar los mogen koppelen en zo veel mogelijk moeten streven naar win-winsituaties, voor landbouwer, samenleving en natuur.”
Anno 2021 zijn de uitdagingen omtrent klimaatverandering, milieuvervuiling en biodiversiteitsverlies er niet minder op geworden. En de landbouw is vaak de eerste sector om er de gevolgen van te voelen. Titus Ghyselinck: “Meer dan ooit is er nood aan een landbouwbeleid dat én sociaal én economisch én ecologisch is. Dat houdt voor de melkveehouderij uitdagingen in, maar biedt tegelijk ook tal van mogelijkheden. Het vraagt vooral om een nieuwe blik op ons landbouwmodel. We mogen onze ecosysteemdiensten (en landbouwers!) niet uitputten, maar moeten deze optimaal benutten en ondersteunen, met het oog op meer winst voor landbouw en natuur.”
Minder globale uitstoot
De melkveehouderij heeft vooral een impact op het klimaat via de consumptie van veevoeder en via de enterische emissies – methaan dat koeien uitstoten bij de vertering van hun voedsel. “Ondanks de vele inspanningen van de melkveehouderij, blijft een algemene reductie van de methaanemissie uit. We staan nog erg ver van de vooropgestelde doelen in het convenant Enterische Emissies, namelijk 19% minder methaanuitstoot in 2030 ten opzichte van 2005. Vandaag is de uitstoot van methaan echter hoger dan in 2005. Deze toename is vooral het gevolg van de hogere melkopbrengsten per koe en een toename van het aantal melkkoeien. Het is echter belangrijk om de globale uitstoot te verminderen, en niet alleen de relatieve uitstoot (bv. per liter melk). Alleen zo kunnen we de doelstellingen van het convenant bereiken en de klimaatopwarming effectief verminderen.”
“Als je kijkt naar de koolstofvoetafdruk per liter melk, zie je dat we in België efficiënter produceren dan bv. in India. Daarom wordt vaak als argument aangehaald dat het logisch en beter is om de productie hier hoog te houden, zo hoeft de productie niet in andere landen op een minder efficiënte manier te gebeuren. Dit is echter geen reden om overproductie in België of Europa zomaar te aanvaarden. Lokaal lopen we namelijk ook tegen verschillende milieugrenzen aan. De stikstofcrisis is daar een heel actueel voorbeeld van. Deze milieugrenzen bepalen eveneens wat wel en wat niet kan. We mogen het probleem niet verkokerd bekijken: uitdagingen voor klimaat, milieu en natuur dienen samen aangepakt te worden. Daarbij dragen ook aanpassingen in ons dieet, het tegengaan van voedselverspilling, duurzame intensivering van de productie in derde landen… bij tot de verduurzaming van ons voedselsysteem. Een systeemaanpak dringt zich op.”
Verantwoorde soja
Naast de methaanemissies bepaalt ook het veevoeder mee de impact op het klimaat: hoe wordt het geproduceerd, waar komt het vandaan, werd hiervoor waardevolle natuur vernietigd? “En dan kijken we vanuit WWF – als internationale organisatie die zich ook bezighoudt met behoud van soorten, biodiversiteit en habitatbehoud wereldwijd – vooral naar soja. Binnen de Belgische veeteelt en melkveehouderij speelt soja toch een belangrijke rol als eiwitrijk onderdeel van het rantsoen. Zo’n 19% van de geïmporteerde soja voor veevoeder in ons land is bestemd voor de melkveehouderij. Uit een WWF-studie blijkt dat voor de productie van alle soja die ons land importeert een oppervlakte nodig is die bijna even groot is als België, en dat 64% van deze oppervlakte gelegen is in landen waar een hoog risico op ontbossing bestaat. Hoewel er al heel wat inspanningen werden geleverd om een (mogelijk) meer verantwoorde productie te ondersteunen, moeten we evolueren naar een 100% geverifieerde ontbossings- en conversievrije sojaketen. De sojaketen is weinig transparant, dat helpt uiteraard niet. En ondanks dat er via de sectororganisatie BFA (Belgian Feed Association) duurzame soja via een certificatensysteem wordt aangekocht, zijn er dan ook nog veel onzekerheden rond de werkelijke impact op het terrein van de soja die we aankopen, onder andere door een gebrek aan traceerbaarheid doorheen de keten. Daarom moeten we streven naar een pertinente wetgeving die garandeert dat 100% van de soja die op de EU-markt terechtkomt niet afkomstig is van recent ontboste of omgevormde gebieden. Dat geldt trouwens niet alleen voor soja maar ook voor alle producten met een risico op ontbossing en conversie, zoals palmolie en rundvlees.”
Melkveehouders kunnen de productie van soja compenseren via energierijke eiwitgewassen.
“We moeten blijven waken over de impact van onze soja- import én opletten voor een verschuiving van het probleem. De negatieve gevolgen voor het Amazonewoud zijn intussen gekend maar de sojateelt zet ook andere ecosystemen onder druk. Volgens WWF komt 23% van de sojabonen die uit Latijns-Amerika in Europa worden geïmporteerd uit de Cerrado en is 70% van de ontbossing en conversie voor sojabonen in de Europese Unie geconcentreerd in deze regio. Dit biodiverse savannegebied is niet alleen belangrijk voor de Braziliaanse bevolking (acht van de twaalf grote rivierbekkens van Brazilië hebben hun bronnen in de regio) maar ook voor de wereldwijde biodiversiteit en het klimaat. De Cerrado wordt vaak een ‘omgekeerd bos’ genoemd vanwege de grote hoeveelheden koolstof die het onder de grond opslaat dankzij de diepe wortels van zijn vegetatie. Sinds 1950 is echter al meer dan de helft van de natuur in de Cerrado verdwenen, en ook vandaag worden grote delen van de Cerrado verwoest, met desastreuze gevolgen voor de mensen, dieren en planten die er leven maar ook voor de mondiale strijd tegen klimaatverandering en biodiversiteitsverlies. Daarom ijveren we er bij WWF voor dat niet alleen bossen maar ook andere natuurlijke habitats, zoals savannes en wetlands, worden beschermd via de wetgeving. Op Europees niveau zal eind dit jaar een nieuwe regeling rond producten met een risico op ontbossing en conversie worden opgesteld. WWF zal erop toezien dat het een sterke regelgeving wordt die bossen en andere ecosystemen beschermt.”
Eigen eiwitgewassen
Door meer in te zetten op eiwitautonomie kunnen melkveehouders bijdragen aan een mogelijke oplossing voor het sojaprobleem. “Misschien kan je soja niet één op één vervangen, maar het is wel doenbaar om melkvee zonder soja op te voederen. Zo kunnen melkveehouders de productie compenseren via stikstofbindende en energierijke eiwitgewassen, zoals luzerne en grasklaver. Meer autonomie rond eiwitvoorziening voor het melkvee heeft ook positieve effecten op andere gebieden – denk aan de bodemkwaliteit of het beter vasthouden van water. De teelt van luzerne en grasklaver vraagt ook minder pesticiden en doordat de gewassen dieper wortelen, zijn ze ook resistenter tegen droogte én kunnen ze koolstof dieper opslaan in de bodem. Eiwitautonomie zorgt voor meer weerstand tegen de gevolgen van klimaatopwarming en helpt mee de broeikasgasuitstoot te temperen. Bovendien betekent dit dat de landbouwer minder kosten heeft voor de aankoop van het dure (soja) voeder. Win-win voor natuur en landbouw.”
Blijvend grasland
Ook voor het behoud van grasland ziet WWF de melkveehouder als partner. Ghyselinck: “Blijvend grasland is belangrijk voor de lokale biodiversiteit en koolstofopslag. Uit studies blijkt dat grasland ongeveer evenveel koolstof kan vasthouden in de bodem als wat mogelijk is onder bossen. Met een derde van alle landbouwoppervlakte in Vlaanderen als grasland is er dus heel wat koolstof die we moeten vasthouden. Het is nodig om de melkveehouderij te betrekken in dit verhaal, want de sector kan dat blijvend grasland beschermen én tegelijk valoriseren doordat de koeien het gras omzetten in melk.”
“Het is belangrijk om te waken over het behoud van grasland, zeker omdat er een Europese tendens merkbaar is met jaar na jaar een lichte afname van blijvend grasland (grasland dat langer dan 5 jaar wordt aangehouden). Doordat er in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) een maximale daling is voorzien, daalt het aandeel niet meer zo snel, maar toch is dat niet voldoende om de ecologische meerwaarde van ons grasland te garanderen. Zo laat de definitie nog steeds een verschuiving toe binnen het areaal grasland, waarbij het aandeel oudere graslanden vermindert en er meer jonger grasland bijkomt. Bijvoorbeeld: minder stukken grasland van 20 jaar en ouder en meer stukken grasland van pakweg 6 tot 7 jaar. Ouder niet-gescheurd grasland is waardevoller omdat het meer koolstof vasthoudt en ook meer (bodem)biodiversiteit garandeert. Ook blijkt uit diverse studies dat de biodiversiteit van het grasland afneemt met een toenemende veebezetting.
De verjonging en intensivering van het grasland wordt vanuit de landbouw vaak nodig geacht om de productiviteit te garanderen. En zo kom je op het gekende spanningsveld natuur versus economische realiteit en de trade-offs die dit met zich mee brengt. Toch zijn ook hier mogelijkheden voor win-winsituaties via een agro-ecologische aanpak. Zo kan via roterend begrazen en regeneratieve landbouw een grotere productiviteit van het gras én tegelijk ook een toename van de koolstofopslag en biodiversiteit in het grasland gestimuleerd worden.”
45% van de openbare ruimte in Vlaanderen wordt ingenomen door landbouw.
Extensief produceren
Ondanks die economische realiteit, waarbij de landbouwer vandaag al zwaar onder druk staat, liggen er volgens het WWF toch kansen bij een extensiever, natuur-inclusief
productiemodel. “Ook voor de landbouw kan biodiversiteit winst betekenen. Denk aan bodemkwaliteit, natuurlijke pestbestrijding, veerkracht, klimaatadaptatie en diversifiëring van opbrengsten. Kleine landschapselementen zoals alleen- staande bomen, kruidenrijke randen, hagen… zijn van nut voor ecosystemen, voor watercaptatie, voor de biodiversiteit.”
“Diverse Europese studies naar rendabiliteit op bedrijfsniveau tonen aan dat meer extensieve systemen voor melkproductie economisch concurrentieel kunnen zijn met een productie- gericht model. Als je als landbouwer meer extensief produceert, haal je niet die maximale productiviteit maar kan je wel besparen op tal van kosten – denk aan voeder, gewasbescherming, kunstmest… – én creëer je mogelijkheden voor de natuur. We moeten lokaal zoeken naar de juiste schaal met een gepast verdienmodel voor de melkveehouder.”
Ecoregelingen
Het GLB kan in Vlaanderen ook mogelijkheden bieden via de ecoregelingen, waarbij landbouwers worden gestimuleerd om gerichte inspanningen te leveren voor natuur, milieu en klimaat. “Een prijsondersteuning voor landbouwers voor hun publieke diensten naast hun voedselproductie, zeg maar. Het zou nuttig zijn om via het GLB te zoeken naar manieren om natuurvriendelijke landbouw te promoten – denk aan luzerne, kruidenrijke grassen, meer extensief blijvend grasland… Ook vanuit WWF willen we zoveel mogelijk inzetten op die randvoorwaarden die een meerwaarde creëren. Zo kunnen landbouwers extra inspanningen doen, ook voor doelen die niet of moeilijker ‘vermarktbaar’ zijn maar die wel hun waarde hebben voor natuur, milieu en klimaat. Je moet landbouw zien als een én-én-verhaal, het staat niet los van de natuur en is meer dan louter een systeem om voedsel te produceren. Want, ondanks de efficiënte productie in Vlaanderen, zijn onze lokale grenzen bereikt en moeten we dus de waterkwaliteit, de stikstofdepositie, de biodiversiteit… mee in rekening nemen. Zeker als je weet dat de landbouw in Vlaanderen toch 45% van de open ruimte inneemt.”
Alternatieve verdienmodellen
Precies omdat we stoten op grenzen, moeten we nog meer inzetten op de mogelijkheden van verschillende verdienmodellen, volgens Ghyselinck. “Het loont om alternatieve manieren van landbouwsystemen te bekijken en daar een verdienmodel rond op te bouwen. In een agro- ecologisch landbouwmodel wordt gezocht naar synergie. Bijvoorbeeld door meer kruiden in de graslanden te hebben die insecten aantrekken en op hun beurt natuurlijke pesticiden kunnen zijn om gewassen te beschermen.”
“Een model dat vandaag meer en meer aandacht krijgt is agroforestry, waarbij de productie van bomen in het systeem ook voor de melkveehouder goed kan zijn, met de opbrengst van hout, fruit en noten. Naast het vermarkten van nieuwe gewassen creëert dit model ook meer dierenwelzijn, via koeling en beschutting, slaat het meer koolstof op en gaat het verdroging van de bodem tegen. De kracht van de natuur inzetten voor een win-win, daar komt het op neer. Al vragen deze alternatieve, agro-ecologische technieken en verdienmodellen nog verder onderzoek, iets waar men in Vlaanderen nog veel meer zou moeten op inzetten.”